Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus

 

Artikel 10
1
Een beveiligingsorganisatie aan welke een vergunning is verleend en die werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 3, onder b, laat het plan voor de installatie, de installatie en het onderhoud van de alarmapparatuur die hij gebruikt, slechts opstellen dan wel uitvoeren door alarminstallateurs die voldoen aan de door Onze Minister bij ministeriële regeling vast te stellen eisen van vakbekwaamheid en die beschikken over een verklaring van betrouwbaarheid. Zij verleent uitsluitend diensten aan derden die deze werkzaamheden eveneens slechts laten verrichten door alarminstallateurs die aan de genoemde voorwaarden voldoen.
2
Onze Minister kan bij ministeriële regeling voor bepaalde categorieën alarmapparatuur regels stellen met betrekking tot de eisen waaraan deze apparatuur dient te voldoen en de wijze waarop, alsmede de organisaties door welke, de apparatuur op grond van deze eisen kan worden goedgekeurd.
3
Een beveiligingsorganisatie als bedoeld in het eerste lid maakt van alarmapparatuur die behoort tot een categorie waarvoor Onze Minister regels heeft gesteld, uitsluitend gebruik indien deze overeenkomstig die regels is goedgekeurd. Zij verleent alleen diensten aan derden die eveneens aan deze voorwaarde voldoen.
4
Een beveiligingsorganisatie als bedoeld in het eerste lid draagt zorg dat zij over documenten beschikt betreffende de door haar en derden gebruikte apparatuur, waarmee aangetoond kan worden dat zij aan het eerste en derde lid voldoet.
5
De verklaring van betrouwbaarheid, bedoeld in het eerste lid, wordt afgegeven door de korpschef van het politiekorps in de regio waar de desbetreffende persoon woonachtig is, dan wel, indien hij niet woonachtig is in Nederland, een korpschef, de commandant van de Koninklijke marechaussee of Onze Minister, die ingevolge artikel 7, tweede of derde lid, aan een beveiligingsorganisatie waarvoor de alarminstallateur gaat werken toestemming kan geven.
6
De verklaring van betrouwbaarheid, bedoeld in het eerste lid, kan worden ingetrokken indien zich omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond waarvan de verklaring niet zou zijn afgegeven, indien deze zich hadden voorgedaan of bekend waren geweest op het tijdstip waarop de verklaring werd afgegeven.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •